Print deze pagina

Wegmarkeringen

Onder wegmarkeringen verstaan we belijningen, richtingspijlen, anti spookrijderspijlen, gebods- en verbodsaanduidingen, aanduiding (fiets-)oversteekplaatsen, aanduiding voorrangskruising (haaientanden) etcetera.

Kortom, alle aanduidingen die door middel van verf of andere materialen op het wegdek zijn aangebracht. Ook middelen om wegmarkeringen al dan niet tijdelijk onzichtbaar te maken worden in dit kader onder wegmarkering verstaan. De reden dat de MAG aandacht aan wegmarkeringen schenkt is dat deze zowel visueel als fysiek van invloed kunnen zijn op het gedrag van de verkeersdeelnemer en het voertuig.

Belijningen - Belijningen zijn strepen die op of langs de weg aangebracht zijn. Witte belijning is tegenwoordig meestal uitgevoerd in thermoplast met afstrooisel van glasparels. In het algemeen levert witte belijning, zeker zolang ze nog nieuw is, weinig risico op. Helaas word het materiaal door fabrikanten alleen onder laboratoriumomstandigheden getest, waardoor beperkt inzicht bestaat over de eigenschappen, en dan met name de stroefheid, op de lange termijn. Met de invoering van 'Richtlijn Essentiele herkenbaarheidkenmerken van weginfrastructuur' bestaan naast de regulieren witte belijning ook groene strepen op het midden van de weg. Deze hebben geen ander doel dan aan te geven dat op de desbetreffende tweestrooksweg een maximumsnelheid geldt van 100 km per uur. Door de wijze waarop deze strepen veelal zijn aangebracht - te weten in een uitgefreesd stuk - waar voorheen de witte middenstreep lag, liggen ze vaak iets lager dan het wegdek. Dit, gecombineerd met het feit dat deze lijnen veelal niet worden afgestrooid met glasparels, maakt dat deze groene strepen bij nat weer een extra en onnodig risico voor de motorrijder kunnen vormen. Overigens zal in de toekomst een gedeelte van de geschilderde of geplakte wegbelijning worden vervangen of aangevuld door de dynamische wegmarkering met LED's.

Richtingspijlen - De richtingspijlen worden meestal gelijk met de belijning aan gebracht en bestaan normaliter uit hetzelfde materiaal. In tegenstelling tot de belijning zijn de richtingspijlen meestal niet of nauwelijks te vermijden, wat de lange termijneigenschappen, met name wat betreft de stroefheid, nog belangrijker maakt dan bij de belijning.

Antispookrijderspijlen - Een speciale vorm van richtingspijlen zijn de anti spookrijderspijlen, die Rijkswaterstaat op afritten van snelwegen aanbrengt. Het doel van deze pijlen is eventuele spookrijders voordat deze de weg zelf oprijden, te wijzen op hun vergissing. Helaas worden deze pijlen vaak net in de bocht aangebracht en zijn ze sterk aan slijtage onderhevig. Door de plaats waar ze zijn aangebracht liggen ze vaak precies in de rijlijn van de motorrijder. Naar aanleiding van vragen door het Motorplatform bestaat sinds 1998 de richtlijn, dat deze pijlen alleen mogen worden aangebracht op rechte wegvlakken of in bochten met een boogstraal groter dan 75 meter. Helaas worden ze nog steeds in bochten met een kleinere boogstraal toegepast. Bij het ontwerpen van de pijlen dient er rekening mee gehouden te worden dat ze niet groter gemaakt worden dan strikt noodzakelijk is.

Gebods- en verbodsaanduidingen - Hiermee doelen we met name op snelheidsaanduidingen op de weg, maar ook op aanduidingen op de weg, die een schoolzone aanduiden. Deze aanduidingen vormen een herinnering van hetgeen ook via verkeersborden kenbaar is gemaakt. De aanduidingen zelf zijn meestal van een dergelijk groot formaat dat ze door de motorrijder niet of nauwelijks zijn te vermijden en bij druk verkeer pas op het laatste moment waarneembaar. Dit feit, gecombineerd met de beperkte noodzaak, maakt dat deze markeringen als ongewenst kunnen worden beschouwd. Liever zouden de MAG zien, dat de wegbeheerder andere middelen toepast om het gewenste gedrag te bereiken. Een voorbeeld is felgele omkadering van bestaande verkeersborden.

Overige aanduidingen - Hieronder vallen aanduidingen die het naderen van een voorrangskruising aangeven, de z.g. haaientanden, de belijning die fietsoversteekplaatsen aanduidt etc. Deze aanduidingen zijn zodanig aangebracht dat (motor)banden hier slechts gedurende korte tijd en met lage snelheid mee in contact komen, waardoor het risico voor de motorrijder beperkt is. Een andere categorie zijn fysieke rijstrookscheidingen in de vorm van betonranden, paaltjes en dergelijke. Deze worden toegepast als rijbaanscheiding om tegengestelde verkeersstromen uit elkaar te houden en inhalen onmogelijk te maken, bij de zogenaamde turborotondes en op andere plaatsen, waar de wegbeheerder de verkeersstromen wil scheiden of wil voorkomen dat de weggebruiker van de voor hem bestemde rijstrook afwijkt. Deze fysieke rijstrookscheidingen zijn levensgevaarlijk voor de motorrijder, omdat ze veelal niet of slecht gemarkeerd zijn en een uitwijkmanoevre onherroepelijk tot valpartijen leidt.

Gekleurd wegdek - Om gevaarlijke of onoverzichtelijke wegsituaties onder de aandacht te brengen worden sommige wegvakken voorzien van een gekleurde toplaag. Hierbij worden de kleuren rood, groen en geel toegepast. Het moge duidelijk zijn dat stroefheid van de gebruikte coating het belangrijkste aandachtspunt is, met name op de langere termijn. Helaas worden hier niet altijd de juiste materialen gebruikt. Het doel (verkeersveiligheid vergroten) wordt hierdoor voorbij geschoten. Voor motorrijders is zo'n glad wegdek levensgevaarlijk.

Onderscheidingen - Wegmarkeringen kunnen we op een aantal manieren onderscheiden: wegmarkeringen op het rijgedeelte van wegen en die naast het rijgedeelte van de weg. Hierbij valt met name te denken aan wegbelijning. Wegbelijning kan echter bij verlegging van rijstroken alsnog op het rijgedeelte van de weg terecht komen. Bij de eerste categorie bestaan zowel wegmarkeringen die door hun vorm en oppervlakte door motorrijders gemakkelijk vermeden kunnen worden, als wegmarkeringen die door hun vorm en oppervlakte niet of heel moeilijk gemeden kunnen worden, zoals snelheidsaanduidingen op het wegdek. De MAG heeft in het algemeen moeite met alle aanduidingen op het rijgedeelte, omdat ook onder ideale omstandigheden gemakkelijk te vermijden wegmarkeringen door verkeersomstandigheden of door hun ligging precies in de rijlijn van de motor kunnen liggen.

Een tweede onderscheid kan gemaakt worden in het gebruikte materiaal. In het verleden werd vrijwel uitsluitend verfstof toegepast. Tegenwoordig worden steeds vaker thermoplasten toegepast. De mate van zowel zichtbaarheid (reflectie) als stroefheid bij alle materialen wordt bereikt door het mengen of nastrooien van glaskorrels. De hoeveelheid en vorm hiervan bepalen reflectie en stroefheid. Nieuw aangebrachte verf en thermoplast is, mits goed afgestrooid, ruim voldoende stroef. In de loop der tijd slijten echter de glasparels en worden deze er uit gereden, waardoor de stroefheid vermindert. Daarnaast zal bij verdere slijtage alleen het kale oppervlakte van verf of thermoplast overblijven. Vooral de thermoplast zal dan, zeker bij nat weer, aanmerkelijk gladder worden dan de nieuw aangebrachte laag.

Het derde onderscheid is wat arbitrair, maar daarom niet minder belangrijk: wegmarkeringen kunnen noodzakelijk zijn om de loop van de weg of rijstrook aan te geven (wegbelijning) of een voetgangersoversteekplaats aan te duiden. Bij dit laatste is teveel markeringsmateriaal  echter niet goed, waardoor een niet te vermijden en mogelijk glad oppervlak kan ontstaan. Wegmarkeringen kunnen echter ook ondersteunend zijn aan reguliere bebording, zoals bij de snelheidsaanduidingen of anti spookrijderspijlen. Deze wegmarkeringen dienen geen ander doel dan de weggebruiker te herinneren aan hetgeen al via de bebording aangegeven wordt.

Conclusie - Het risico van wegmarkeringen wordt vooral bepaald door de plaats op het wegdek, oppervlakte, vorm en de mate van slijtage. Wegmarkeringen zijn in de meeste gevallen noodzakelijk. Bij minder noodzakelijke toepassingen dient men te overwegen of de markeringen niet weggelaten kunnen worden om de veiligheid voor gemotoriseerde tweewielers te waarborgen.